‘Verantwoordelijkheid opvang wilde dieren regelen’

Vandaag wordt in de Tweede Kamer gesproken over de zorg voor niet gehouden dieren en de opvang van inheemse dieren in nood. Tot op heden voelen de Rijksoverheid en de meeste provincies zich niet verantwoordelijk voor de opvang van in het wild levende dieren.
‘Verantwoordelijkheid opvang wilde dieren regelen’

De Dierenbescherming is van mening dat het tijd is dat deze verantwoordelijkheid nu wel wordt genomen en pleit onder andere voor een financiële overeenkomst tussen de Rijksoverheid en de provincies.

Wilde dieren in nood

Regelmatig komen in het wild levende dieren in nood, meestal door menselijk toedoen. Zij raken bijvoorbeeld verstrikt in prikkeldraad, worden aangereden of verongelukken in hoogspanningskabels. Per jaar rijden dierenambulances ongeveer 56.600 keer uit voor in het wild levende dieren. In ruim 80% van de gevallen hebben deze dieren veterinaire zorg nodig en in de meeste gevallen kunnen opgevangen dieren na herstel weer succesvol worden teruggeplaatst in hun natuurlijke leefomgeving.

De directe noodhulp, zonder opvangkosten, kost naar schatting 6,4 miljoen euro per jaar. Het grootste deel van deze kosten komt nu uit private middelen (de Dierenbescherming, sponsors uit het bedrijfsleven, publiek). Deze financiering is echter niet toereikend, zeker niet als de kosten voor opvang hier nog bijkomen.

Wilde dieren zijn van iedereen

Voor wat betreft in nood zijnde dieren in het wild, wil de Rijksoverheid tot op heden helemaal geen financiële verantwoordelijkheid nemen. De Dierenbescherming betreurt dit. De Rijksoverheid heeft, terecht, regels opgesteld die de zorg en het welzijn van in het wild dieren, die niet op kunnen komen voor hun eigen belang, moeten waarborgen. Wilde dieren zijn van niemand, of beter gezegd, van iedereen en iedereen heeft een wettelijke zorgplicht voor deze dieren.

De Dierenbescherming is daarom van mening dat niet alleen toevallige voorbijgangers, welwillende dierenambulances, dierenartsen en opvangcentra verantwoordelijk zijn voor de financiële gevolgen van noodhulp als vervoer, opvang en euthanasie. Een deel dient te worden gedragen door de gehele maatschappij, dus de overheid.

Maatschappelijke behoefte

Een aantal provincies deelt de mening van de Dierenbescherming en erkent de maatschappelijke behoefte voor het helpen van dieren in nood. Noord-Brabant draagt een flinke steen bij, Noord-Holland heeft een eenmalige subsidie verstrekt om aan regelgeving te kunnen voldoen, Limburg heeft een heel klein budget beschikbaar voor het opvangen van in nood zijnde dieren uit het wild en Groningen en Drenthe ondersteunen de lokale reeënopvang. Deze steun is echter niet structureel. De Rijksoverheid zou hierin verandering kunnen brengen door structureel budget beschikbaar te stellen aan provincies, die dit weer in kunnen zetten om noodhulp aan in het wild levende dieren (deels) te kunnen bekostigen.

Overigens is elke vorm van ondersteuning gewenst. Hierbij kan, naast financiële middelen, gedacht worden aan ondersteuning in andere zin, zoals voorzien in een geschikte locatie voor opvangcentra en dierenambulance, ondersteuning bij het aanvragen van de benodigde vergunningen en de uitvoering van de (ver)bouw van opvangcentra en faciliteren bij het tot stand komen van afspraken tussen verschillende partijen.

Structurele ondersteuning

Om te komen tot structurele ondersteuning zou de Rijksoverheid, het ministerie van Economische Zaken, ten eerste in gesprek moeten gaan met het Interprovinciaal Overleg (IPO) om samen tot afspraken te komen en te onderzoeken of extra geld moet worden vrijgemaakt vanuit de Rijksoverheid of dat een klein deel van het bestaande natuurbudget beschikbaar kan worden gesteld voor hulp aan wilde dieren in nood.

De Dierenbescherming hoopt van harte dat de Tweede Kamer zich deze week uitspreekt over dit onderwerp en duidelijk wordt wie verantwoordelijk is voor de noodhulp aan in het wild levende dieren.