"We reden zelfs voor een babymuis"
“Járen geleden heb ik de dierenambulance in Zeeland mede opgericht. De werkwijze is intussen heel erg veranderd. Ik vind het belangrijk werk en ook hard nodig. Als je ziet wat er allemaal met dieren gebeurt…”
Door: Marlijn de Jager-Gerhardt Online redacteur

“De meeste ambulancediensten draai ik samen met mijn beste vriendin. We hebben een soort vaste verdeling, ik rijd en regel kattenzaken en zij is bijrijder en ontfermt zich over de vogels. Ik ben niet zo’n vogelmens en zij niet zo’n kattenfan, ik wel! Het is leuk om samen vrijwilligerswerk te doen en het blijft verrassend, want je weet nooit van tevoren wat er gaat gebeuren en welke dieren je tegenkomt. Soms krijg je opvallende belletjes. Zo kreeg ik de melding dat ‘Johnny met de babymuis aan de kant van de weg stond’. Dat klinkt toch bijna als een grap? Maar het was echt waar. Johnny bleek een grote kerel, hij was aan het werk en kwam een babymuisje tegen. Hij kon het niet over z’n hart verkrijgen om zo’n frummeltje achter te laten en belde de dierenambulance. We hebben het muisje naar de vogel- en egelopvang gebracht waar hij in de couveuse werd gelegd. Dat is nog eens wat anders dan een gedumpt konijn of een gewonde egel.
Naast het helpen van dieren, schrijf ik ook de Facebook- en nieuwsbriefberichten van Dierenambulance Zeeland. Ik vind schrijven leuk en het is belangrijk om volgers te laten weten waar de dierenambulance zich mee bezighoudt. Verder vang ik al 38 jaar gemiddeld 25 asielkittens per jaar op als gastgezin, hoeveel dat er zijn? Reken maar uit.
Vroeger hadden we geen katten. We hadden altijd honden. Toen ik eenmaal een dochter had, wilde ik graag dat ze opgroeide met dieren. Een hond vonden we wat bezwaarlijk, daar moet je steeds mee naar buiten. Een kat leek ons toen makkelijker. We reden naar het asiel om een kitten uit te zoeken en toen begon het allemaal voor mij. Ik heb me vrijwel direct aangemeld als gastgezin voor kittens.
Aan het werken met dieren heb ik twee katten overgehouden. Een poes die met gehandicapte pootjes in het dierenasiel zat. Ik had weleens pleegkittens met dezelfde afwijking gehad, maar daar konden ze de kromme pootjes nog van intapen. Dat was voor deze poes al te laat. Ze kan wel alles; rennen, springen. Mijn kater Witteman kwam via de dierenambulance binnen. Mijn collega kwam er op mijn verjaardag mee binnen. Witteman was nog een kitten en zat hélemaal onder de paardenpoep. Heb hem wel vijf keer moeten wassen en dat liet hij heel lief toe. Onder alle poep kwam een spierwit katje vandaan. Ik wilde hem graag houden. Ik ben mijn collega zo dankbaar, want het is zo’n leuke kat, heel flegmatiek. Hij heeft een heel apart karakter. Al vindt iedereen dat wel van zijn eigen kat.
Of ik me voor dieren blijf inzetten? Ja, zolang dat kan zeker.”
Inge Zweedijk, medeoprichter en medewerker Dierenambulance Zeeland
