
Hoe kan ik dieren in de strenge winter helpen?
Dieren die gewend zijn aan een leven buiten, zullen niet gauw in de problemen komen. Bij extreem lang aanhoudende kou is het onze plicht om dieren te helpen. We komen elk jaar met uitgebreide voorlichting over de hulp aan dieren in de winter. Meer informatie lees je hier.
Moeten vogels in de winter bijgevoerd worden?
De mens heeft de morele en wettelijke plicht om dieren in nood te helpen. Daarom staan wij positief tegenover het bijvoederen van vogels bij lang aanhoudende kou in de winter. Grootschalig bijvoeren moet alleen niet te vroeg beginnen. Slachtoffers vallen in de eerste plaats onder vogels die toch al een slechte conditie hebben. Goed bedoeld, maar te langdurig bijvoederen verstoort de natuurlijke selectie. Ook zwakke en slecht aangepaste vogels, die normaal gesproken zouden sterven, worden zo de winter doorgeholpen en kunnen zich voortplanten. Daarnaast heeft bijvoederen invloed op het volgende broedsucces (reproductievermogen) en leidt het bij een aantal soorten tot vervroegde leg en meer eieren per seizoen. Dit lijkt gunstig, maar er is aangetoond dat de overleving van vogels met meer eieren lager is dan vogels die niet bijgevoerd worden. Het gevaar bestaat dan ook dat bijvoederen bij bepaalde soorten op den duur ongewenste effecten heeft. Een deel van de vogelsterfte in de winter is een natuurlijk proces, en dat zullen we moeten accepteren.
Hoe kan ik dieren tijdens extreme warmte helpen?
Door extreme, en lang aanhoudende warmte kunnen (huis)dieren in de problemen komen. Het is dan onze plicht deze dieren te helpen. De Dierenbescherming komt elke zomer met uitgebreide voorlichting over de hulp aan dieren tijdens extreme warmte.
Hoe staat de Dierenbescherming tegenover het afschieten van dieren in de Oostvaardersplassen?
De Dierenbescherming vindt dat de grote grazers (heckrunderen, konikpaarden, edelherten) in de Oostvaardersplassen er nooit uitgezet hadden mogen worden. Toch zijn de dieren er nu eenmaal en moet er correct met ze worden omgegaan. Bijna dertig jaar na hun introductie zijn het wilde dieren geworden, die met rust gelaten moeten worden. De natuur bepaalt welke dieren er blijven leven en welke niet. De Dierenbescherming is fel tegen het ‘preventief’ afschieten.
Mede onder druk van de Dierenbescherming is er nu een vorm van beheer waarbij de dieren zo veel mogelijk met rust worden gelaten en waarbij alleen bij duidelijk lijden wordt ingegrepen met ‘reactief afschot’. Wij mensen hebben immers een zorgplicht: bij duidelijk lijden moet worden ingegrepen. Het huidige beheer in de Oostvaardersplassen geeft dieren alle vrijheid om hun natuurlijke gedrag te uiten. Er worden groepen gevormd en er ontstaan sociale structuren, zoals die van nature ook voorkomen: hengsten met een harem, terwijl een clubje jonge hengsten eromheen dwarrelt, wachtend tot hun tijd komt om een harem van een van de oudere hengsten over te nemen. Vossen die ongestoord door dit tafereel heen lopen, doordat ze niet bejaagd worden. Dieren in andere natuurgebieden mogen dan misschien minder kans lopen om dood te gaan door honger of gebrek aan beschutting, daarvoor moeten ze wel erg veel inleveren: rust en een ongestoord leven. De Dierenbescherming kan zich daarom absoluut niet vinden in een beleid waarin jagers bepalen welk dier wanneer moet sterven.
Wat vindt de Dierenbescherming van de jacht?
Bijna alle jacht in Nederland is plezierjacht. De Dierenbescherming is hier tegen: het plezier van mensen weegt niet op tegen het leed dat de dieren wordt aangedaan. Dieren in het wild moeten met rust gelaten worden. Voor de beheerjacht hanteert de Dierenbescherming het ‘nee, tenzij’-principe. Dat betekent dat er geen jacht plaatsvindt, tenzij er geen enkele andere mogelijkheid is. Voordat er gejaagd mag worden, moeten eerst alle mogelijke diervriendelijke opties serieus geprobeerd worden.
Normaal gesproken is het zo dat een populatie zichzelf in evenwicht houdt, daar is geen jacht voor nodig. Het ene moment zijn er wat meer dieren dan gemiddeld, maar later kan dat aantal net zo goed onder het gemiddelde liggen. Een gebied biedt slechts aan een vast aantal dieren voldoende voedsel, water en beschutting. Dit wordt ook wel 'draagkracht' genoemd. Zolang de mens hier niet ingrijpt, bijvoorbeeld door bij te voeren, reguleert een populatie zichzelf. De Dierenbescherming is tegen de jacht om schade te bestrijden. Alleen in het uiterste geval, als er sprake is van flinke schade aan gewassen of verkeersonveiligheid, kan hiervan worden afgeweken.
Een aantal diersoorten wordt steeds genoemd in het kader van schadebestrijding:
Ganzen en zwanen
Als deze dieren schade dreigen te veroorzaken, moeten ze niet worden gedood maar verjaagd. Ook kunnen populaties worden gevangen en overgebracht naar een andere plek waar ze minder overlast veroorzaken. De overheid zou meer geld en middelen moeten inzetten voor de ontwikkeling van alternatieve schadebestrijding en –preventie. Zo kan de groei van de populatie ganzen of zwanen worden ingeperkt door nestbeheer (zoals eieren schudden) en kunnen gebieden waar de dieren niet welkom zijn, voorgoed onaantrekkelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld door de voedselbron weg te halen).Vossen
Het doden van vossen is onnodig en het helpt ook niet: elke vrijgevallen plek wordt namelijk weer door een nieuwe vos ingenomen. Vossen hebben in Nederland nog steeds het stigma van kippen- en schapendoder. Om te voorkomen dat vossen kippen doden, volstaat een degelijke ingegraven omheining. Een vos doodt geen volwassen schapen: die zijn veel te groot voor hem. Vossen worden vaak als veroorzaker van een lage weidevogelstand genoemd, maar recent wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat de vos niet de directe boosdoener is. Oorzaken moeten gezocht worden in de verlaging van de grondwaterstand, bemesting en land-, wegen- en woningbouw. Tenslotte wordt de vos verweten overbrenger te zijn van ziekten als rabiës: wees gerust, rabiës komt in Nederland allang niet meer voor.Muskusratten
Alleen al in 2009 werden in opdracht van de waterschappen 155.000 muskusratten gedood, omdat ze schade zouden veroorzaken aan dijken en oevers. De noodzaak van dit massale doden is echter nooit wetenschappelijk bewezen. Het staat niet vast dat er een relatie is tussen het aantal muskusratten en de schade aan dijken en oevers. Ook is er geen wetenschappelijk bewijs voorhanden dat het aantal muskusratten explosief zal groeien als gestopt wordt met het doden. De Dierenbescherming, Bont voor Dieren en de Faunabescherming hebben in 2011 de waterschappen opgeroepen te stoppen met het doden van muskusratten. Dijken zouden zodanig moeten worden aangepast, dat muskusratten en andere gravers er niet meer kunnen graven. Ook moeten mogelijkheden bekeken worden om de kwaliteit van oevers en dijken in de gaten te houden, bijvoorbeeld met sensoren.Wat vindt de Dierenbescherming van de opvang van dieren uit het wild?
Dieren in het wild moeten met rust worden gelaten en de natuur moet haar gang kunnen gaan. De Dierenbescherming staat desondanks positief tegenover opvangcentra voor dieren in het wild op basis van de zorgplicht die mensen hebben. Het moet dan wel gaan om tijdelijke noodopvang en de opvang moet gericht zijn op terugkeer in de natuur. Een eis is dat in de opvang deskundigheid aanwezig is over de opgevangen dieren. Niet alleen bedreigde dieren worden er geholpen, maar alle dieren in nood. Wanneer terugplaatsen van het dier in de natuur niet mogelijk is, moet het dier worden geëuthanaseerd. De opvang beschikt over een goede ziekenboeg en quarantaineruimte.