Samenwerking met hulpverleners
In de praktijk krijgen veel huisdiereigenaren die wij helpen, ook hulp op een ander vlak. Denk aan hulp van een maatschappelijk werker, begeleider vanuit de GGZ of een bewindvoerder. Deze sociale hulpverleners hebben niet altijd voldoende kennis en/of tijd om ook problemen met huisdieren op te lossen. In dat geval kunnen zij, samen met hun cliënt (de huisdiereigenaar), onze hulp inroepen.
Voorbeeldsituaties
- Het aantal katten van een huisdiereigenaar blijft maar stijgen. Wij kunnen helpen door een gedeelte te herplaatsen via onze dierenopvangcentra en organiseren het castreren/steriliseren van de katten die blijven zodat er geen nieuwe katten meer bijkomen.
- Een huisdiereigenaar met een beperking weet niet goed wat zijn of haar hond voor verzorging nodig heeft, waardoor er 'gedragsproblemen' ontstaan. Dit terwijl baas en hond veel aan elkaar hebben. Met behulp van een Dier-Sociaal medewerker (vrijwilliger van de Dierenbescherming), gedragstherapeut of het volgen van een hondencursus proberen we hond en baas te helpen, zodat zij op een fijne manier samen kunnen leven.
- Een huisdiereigenaar zit ‘krap bij kas’ en kan de medische verzorging of zelfs de aanschaf van voer voor zijn/haar huisdier niet meer betalen. Wij kunnen onder andere helpen door de weg te wijzen naar dierenvoedselbanken en noodfondsen.
Dit zijn enkele voorbeelden, iedere situatie is anders. In overleg met de huisdiereigenaar en eventuele hulpverlener starten we een hulptraject.
Een belangrijke voorwaarde bij het hulptraject is dat de huisdiereigenaar mee wil werken aan een oplossing. De huisdiereigenaar zet letterlijk ‘de deur voor ons open’ en werkt (actief) mee. Het initiatief voor vragen om hulp ligt bij de huisdiereigenaar of een sociale hulpverlener namens de huisdiereigenaar. Een hulptraject starten kan dus alleen op vrijwillige basis.